Heinlein groeide op in Kansas City (Missouri), waar hij de invloed onderging van de zogenaamde Bible Belt, de strenggelovige protestantse zuidelijke streek van de VS. Later zette hij zich sterk af tegen de sociale conventies die hier heersten en werd een voorstander van religieuze en seksuele vrijheid. Zijn grote liefde was, naast het schrijven en lezen van sciencefiction, de marine.
Hij voltooide de officiersopleiding aan de militaire academie en ging in de jaren 20 dienen als marineofficier op verschillende schepen in de Stille Oceaan o.a. het eerste vliegdekschip van de U.S. Navy. Helaas ontwikkelde zich in zijn longen tuberculose en ook bleek Heinlein vrij gevoelig te zijn voor zeeziekte; in 1934 was hij dan ook gedwongen de actieve dienst te verlaten waarbij hij het tot luitenant had gebracht. Hij bleef ook na zijn afzwaaien een groot voorstander van militaire normen en waarden als leiderschap en loyaliteit.
In 1929 trouwde Heinlein met zijn eerste vrouw maar scheidde al na een jaar. Daarna trouwde hij een tweede keer en scheidde in 1947. In 1948 trouwde hij zijn laatste vrouw Virginia “Ginny”, met wie hij tot zijn dood gehuwd bleef. Haar sterke karakter was vaak een model voor de vele heldinnen in Heinleins verhalen.
Na zijn ontslagname uit de marine hield hij zich met verschillende kortstondige baantjes bezig zoals met onroerend goed, mijnbouw en ook in de politiek had hij interesse. Een paar keer stelde Heinlein zich verkiesbaar voor openbare functies. In 1939 publiceerde hij zijn eerste verhaal dat meteen populair werd. Heinlein werd al snel erkend als een goede en vernieuwende SF-schrijver en sindsdien kon hij van zijn verhalen leven. Na 1970 begon Heinlein ernstig te kwakkelen met zijn gezondheid en verschillende keren bracht hij het er maar net levend af o.a. bij een acute buikvliesontsteking. Ook met zijn longen en hart kreeg hij steeds meer problemen. Tussen vaak jaren vergende herstelperiodes wist Heinlein toch nog vele verhalen te schrijven, maar overleed ten slotte in 1988. Postuum werden er nog enige verhalen gepubliceerd door zijn weduwe waaronder ook een postume autobiografie: Grumbles from the Grave (nl: ‘gemopper vanuit het graf’) (1989).[1]
Showing 1–16 of 17 results